vrijdag 13 juni 2008

Hogere nettolonen zijn beste remedie tegen koopkrachtverlies.

Op verschillende plaatsen werd er betoogd tegen het verlies van koopkracht. Hoewel Open VLD voorzitter Bart Somers vraagtekens plaatst bij de acties, heeft hij begrip voor de zorgen die de mensen zich maken om hun koopkracht. “We mogen niet blind zijn voor het feit dat heel wat mensen hun koopkracht bedreigd zien. De hoge energie- en voedselprijzen zorgen voor onrust. De mensen verwachten nu antwoorden van de politiek. Voor Open VLD zijn hogere nettolonen de beste en meest efficiënte remedie.” Bart Somers verwijst daarbij naar het Koopkrachtplan dat de partij vorige week voorstelde. “Door de belastingen te verlagen, verhogen we de nettolonen van de mensen zonder de loonkost voor de bedrijven de hoogte in te jagen.” In haar Koopkrachtplan stelt Open VLD voor om de belastingen met 4,2 miljard bruto te verlagen. Een realistisch voorstel, want de inspanning moet geleverd worden door én de federale én de regionale overheden. Concreet wil Open VLD het 30% en 45% tarief in de personenbelasting schrappen en wil ze de Vlaamse jobkorting voor alle werkenden optrekken van 200 tot 600 euro per jaar. Somers: “Met deze voorstellen verhogen we het nettoloon van de werkende Vlaming al snel met 100 euro per maand.”

Door de belastingen te verlagen kiest Open VLD dus voor hoge nettolonen, niet brutolonen. Hogere brutolonen betekenen hogere loonkosten voor de bedrijven. Terwijl die loonkost al tot de hoogste van de wereld behoort. Een verdere verhoging betekent dat we de concurrentiepositie van onze bedrijven aantasten, wat zeker zal leiden tot jobverlies. Somers: “De versterking van de koopkracht mag nooit ten koste gaan van jobs. Want jobverlies is dramatisch voor de koopkracht. We moeten juist zorgen voor meer jobs. Meer jobs zijn immers de beste bescherming voor onze sociale zekerheid en zorgen ook voor extra inkomsten voor de staat om bijvoorbeeld de kleinste pensioenen of de uitkeringen voor chronisch zieken op te trekken. Op die manier kunnen we dus ook de koopkracht versterken van zij die niet meer of niet kunnen werken.”

zaterdag 7 juni 2008

Zin en onzin van bio-energie.

Enkele jaren terug was het al bio-energie dat de klok sloeg, tot plots de sfeer omsloeg. Bij ieder debat over voedselprijzen, voedselschaarste, opwarming van de aarde is biobrandstof plots de grote schuldige. Hoe is het mogelijk dat de publieke opinie zo snel omslaat? Het is alsof we de laatste vierkante meter landbouwgewas, onze laatste boterham moeten opofferen om onze benzinetank te kunnen vullen. Liever dat dan onze verarmde medemens een (onbetaalbare) korst brood te gunnen. Maar laat ons relativeren: voedsel wordt schaarser omdat we met steeds meer zijn. Bovendien consumeren welvarende mensen beduidend méér en vooral méér vlees. De hoeveelheid graan, nodig om één kilo vlees op je bord te krijgen is buiten verhouding. Aan de andere kant eten we al eeuwen vlees, dus vleeseters zijn niet de schuld van het voedseltekort. Het is wel teken dat we beter minder en gezonder gaan eten.

Het is een waarheid als een koe dat er in Europa gewoon niet genoeg landbouwgrond is om onze behoefte aan biobrandstof te voldoen, zelfs 10% (zoals gepland tegen 2020) is op deze manier niet haalbaar. Maar de totale oppervlakte braakliggende landbouwgrond in Europa is perfect te berekenen. Jaarlijks moet 5 tot 15% van het beschikbare areaal braak blijven liggen om een vegetatieperiode te bevorderen. Maar de aanwezigheid van groen is noodzakelijk om erosie te voorkomen en de humus voorraad te beschermen. Boeren krijgen daarom 127 euro per braakliggende hectare, maar het is toegestaan om op deze gronden industriële gewassen zoals koolzaad te kweken. Het Europese tekort aan biobrandstof mag echter niet gecompenseerd worden door import: oerbossen en savannen in Brazilië, Indonesië en Maleisië gaan massaal tegen de vlakte. Dat is een dramatisch verlies aan natuur én het doet de vermeende milieuwinst volledig teniet.

Zoals het er nu uitziet wordt de huidige situatie binnen enkele jaren onhoudbaar. Om in België de 5,75% doelstelling voor biodiesel te halen in 2010 is 1,2 miljoen ton koolzaad nodig. Hiervoor is een oppervlakte nodig van 265.000 à 340.000 ha. Het effectief haalbare koolzaadareaal in België bedraagt slechts 50.000 hectare. Of men moet overschakelen naar andere manieren om biobrandstof te winnen. Afval is grondstof: meer olie en vet inzamelen, meer biologische afvalproducten zoals snoeisel en GFT verwerken. De invoer van palmolie of soja wordt dus beter beperkt, terwijl plantaardig afval van landbouwgewassen beter verwerkt wordt. Ook de kweek van alternatieve gewassen zoals Duitse supermaïs, verdient meer aandacht. Maar ook algen, riet, biezen, wilgen en andere snelgroeiende planten zijn geschikt om de nodige biomassa te leveren. Bepaalde afvalproducten zoals koolzaadkoeken zijn bovendien geschikt voor dierenvoeding of voor verbrandingsovens.

PPO (pure plantaardige olie) is goedkoper dan klassieke brandstof, maar de installatie kost dan weer beduidend meer. Voordeel is dat men van specifieke sectoren zoals openbaar vervoer perfect weet hoeveel voertuigen in omloop zijn en hoeveel kilometer ze rijden. Dat minister Kathleen Van Brempt (SP.a) beslist om de bussen van De Lijn niet langer op biodiesel te laten rijden is een stap achteruit. Want grote afnemers zoals De Lijn kunnen met een minimum aan infrastructuur en kosten een maximum aan kilometers afleggen. Aangezien openbaar vervoer binnen de steden belangrijk is, weegt ook het milieuaspect hier erg door. Openbaar vervoer is een ideale nichemarkt: gebruik maken van taksvrije biobrandstof is financieel voordelig én een argument om op tram of bus te stappen. Door de beschikbare biobrandstof selectief te gebruiken gebruikt de vrije markt de klassieke brandstof tot de schaarste aan biobrandstof achter de rug is. Andere markten zoals visserij, landbouwvoertuigen en transport over water en de openbare weg kunnen stapsgewijze toegang krijgen.

Maar laat ons niet vergeten dat biobrandstof niet meer is dan een element in het energie vraagstuk. Op kleine percelen die arbeidsintensief zijn, mikt met bijvoorbeeld beter op fotovoltaïsche cellen, die zijn duur, maar het jaarlijkse rendement ligt beduidend hoger. Langs kanalen en snelwegen mikt men beter op windmolens. En ondertussen dienen zich andere alternatieve energievormen aan zoals de elektrische motor of de verbrandingsmotor op waterstof. Bio-energie maakt deel van onze economie, het is niet het verhaal van óf deze keuze óf die keuze, maar van én dit én dat.

Lees ook:

http://archief-voorjaar-2007.blogspot.com/2007/09/vlaamse-biobrandstof-niet-voor-morgen.html

http://www.statbel.fgov.be/studies/ac410_nl.pdf

http://www.lne.be/themas/klimaatverandering/klimaatconferentie/vlaamseklimaatconferentie/werkgroepen-1/landbouw/enquete-glastuinbouw-evaluatie-en-rapportering-voortgang-vkp-(september-2007)/070920%20VKC%20potentieelstudie%20biobrandstoffen%20Vlaanderen_def.pdf