vrijdag 2 december 2011

De Lijn miskende overheidsopdrachtenregelgeving bij aankoop trams

Het Rekenhof onderzocht de leveringsopdracht van dertien lagevloertrams voor een totaal bedrag van 32,6 miljoen euro. Het stelde vast dat De Lijn die opdracht buiten elke mededinging onderhands heeft toegewezen. De toewijzing druist bovendien in tegen het principe van de gelijke behandeling. De aanleiding voor die aankoop was een gebrekkige voorbereiding van een alternatieve financiering voor investeringen in rollend materieel voor De Lijn.
Inleiding
Om het vereiste vervangingsritme van verouderde trams te kunnen aanhouden, had De Lijn uiterlijk in 2007 een nieuwe leveringsopdracht, Levering 261, moeten gunnen en een eerste lot trams van die levering moeten bestellen. Ingevolge een beslissing van de Vlaamse Regering tot alternatieve financiering van het rollend materieel, heeft De Lijn het gunningsdossier voor Levering 261 tijdelijk stilgelegd en is zij een juridisch en economisch onderzoek gestart naar de alternatieve financiering van de levering. Omdat Levering 261 daardoor aanzienlijke vertraging opliep, werd in 2009 op het beëindigde leveringscontract 255 een achtste lot van dertien trams geënt en besteld voor een geraamd bedrag van 32,6 miljoen euro.

Onderhandse gunning van lagevloertrams
De onderhandse aankoop van de dertien lagevloertrams is in strijd met de overheidsopdrachtenregelgeving. De belangrijke onderhandse uitbreiding van Levering 255 knelt met het EU-recht zoals geïnterpreteerd door het Hof van Justitie. Een dergelijke uitbreiding buiten mededinging brengt immers het gelijkheids- en mededingingsbeginsel, fundament van het overheidsopdrachtenrecht, in gevaar.

Planning en voorbereiding van Levering 261
Noch de Vlaamse Regering, noch De Lijn heeft voorafgaand aan de beslissing tot alternatieve financiering van het rollend materieel een kosten-batenanalyse uitgevoerd van de keuze voor alternatieve financiering. Zij stelden evenmin een risicoanalyse op, die de risico’s inschatte van de alternatieve financieringsvorm. Zij gingen ten slotte niet uit van een realistische planning en timing voor de realisatie van Levering 261 met alternatieve financiering. Dat leidde tot de bekritiseerde, overbruggende onderhandse aankoop van de dertien lagevloertrams, maar ook tot bijkomende revisie- en onderhoudskosten aan de niet tijdig vervangen verouderde PCC-trams en tot nadelen voor de reizigers op het vlak van comfort, toegankelijkheid en capaciteit.

Antwoord van de minister
In haar antwoord van 7 oktober 2011 stelde de minister van Mobiliteit en Openbare Werken dat De Lijn, vanuit bedrijfseconomische redenen, gemotiveerd gebruik heeft gemaakt van de onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking.

Geen opmerkingen: