Tot voor kort verdiende iemand die van een uitkering leefde vaak meer dan zijn werkende buur. Gewoon omdat hij netto meer overhield van zijn uitkering: de beruchte werkloosheidsval. Maar daar lijkt stilaan een einde aan te komen. Wie overstapt van een leefloon naar voltijds werk, houdt 270 tot 470 euro meer over. Deze cijfers houden echter geen rekening met de kosten die verbonden zijn aan het gaan werken, met dure kinderopvang, het verlies van het sociaal telefoon-, gas- en elektriciteitstarief, met aanvullende uitkeringen van het OCMW of de hogere huur van een sociale woning. De vrijwillige overstap van werkloosheid of leefloon naar deeltijds werk blijft rechtuit onaantrekkelijk. Die situatie is de afgelopen jaren bijgestuurd door een aantal maatregelen. De uitkeringen zijn niet verlaagd, maar wie werkt, houdt netto meer over. De belastingvrije som is verhoogd. Extra uitkeringen blijven nog even doorlopen voor wie gaat werken. En er is een aanvullende uitkering voor wie een deeltijdse laagbetaalde baan heeft.
Toch blijft het verschil tussen werken en niet werken te klein. Dat komt omdat de fiscale druk op arbeid ontzettend hoog is. Daarenboven krijgen uitkeringsgerechtigden extra voordelen zoals verhoogde kinderbijslag of een sociaal telefoontarief. En dat is juist het perverse: wie werkt betaalt steeds meer belasting om de uitkering en de extra sociale uitkeringen van wie niet werk te betalen. Maar daardoor stijgt de belastingsdruk en dus ook het aantal vrijwillige werklozen. In een stad zoals Gent waar het afgelopen maanden meer dan 1.500 jobs sneuvelden zijn er tegelijk 3.000 openstaande vacatures. De maatregelen die de afgelopen jaren ingevoerd werden zijn ontegensprekelijk positief, maar tegelijk ruim onvoldoende.
Maar men kan maatregelen nemen: in de meeste landen wordt werkloosheid beperkt in de tijd of zijn uitkeringen relatief laag. Of men kan de laagste lonen optrekken: het risico echter is dat dit arbeidsvernietigend werkt. Werkgevers zijn verplicht uit te wijken naar lageloonlanden of kiezen voor automatisering. Of erger nog: jobs worden gewoon niet ingevuld, tenzij door zwartwerk. Ook daar wringt het schoentje: zwartwerk bewijst gewoon dat er een werkaanbod is. Als beide partijen het financiële voordeel handje contantje uitbetaald krijgen zijn ze soepel, veelzijdig en creatief. Dit toont aan dat het verschil tussen bruto en netto wedde te groot is.
Er zijn gelukkig alternatieven: men kan de belasting op de lonen verminderen of kiezen voor een negatieve inkomensbelasting, een zogenaamd belastingskrediet, dat de overgang van werkloosheid naar werk gunstiger maakt. Of men kan bepaalde voordelen niet langer automatisch koppelen aan een uitkering maar wel aan een inkomen. Dan heeft iedereen onder een bepaald inkomen, dus ook wie werkt, recht op deze voordelen. Of men kan werklozen inschakelen in een alternatief systeem, er is werk genoeg. Merkwaardig hoe werkende ouders zich blauw betalen aan belastingen, sociale zekerheid én kinderopvang. En dat terwijl een niet werkende ouder niet ingaat op een vacature omdat hij of zij anders de verhoogde kinderbijslag verliest. Zou het niet beter zijn die werkloze in te schakelen in een crèche terwijl hij zijn eigen kind meeneemt? Zo genieten werkende ouders ook eens van het systeem dat ze zo duur betalen.
dinsdag 9 december 2008
Werken betaalt soms beter dan stempelen
Gepost door Guido Van Peeterssen op 02:30
Labels: belastingskrediet, kindebijslag, werkloosheid, werkloosheidsval
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten