woensdag 20 juli 2011

40 jaar gewaarborgde gezinsbijslag

Door de wet van 20 juli 1971 werd 40 jaar geleden het stelstel van de gewaarborgde gezinsbijslag ingevoerd. Dankzij dat stelsel kan ook kinderbijslag betaald worden aan gezinnen die anders door de mazen van het net van de sociale zekerheid glippen: gezinnen die geen kinderbijslag ontvangen op basis van een beroepsactiviteit als werknemer, ambtenaar of zelfstandige. Het stelsel van de gewaarborgde gezinsbijslag vormt zo een efficiënt vangnet en is het ultieme sluitstuk om voor elk kind een recht op kinderbijslag te waarborgen. De gewaarborgde gezinsbijslag draagt bij tot de armoedebestrijding in gezinnen met kinderen. Het terugdringen van de armoede bij de armste gezinnen kan mede op het conto van het aanvullende stelsel van de gewaarborgde gezinsbijslag worden geschreven.

Voor een groot aantal gezinnen is de kinderbijslag een onmisbare aanvulling op het gezinsinkomen. Al in 1995 toonde een studie van het Centrum voor Sociaal Beleid aan dat dankzij de kinderbijslag en de belastingverminderingen voor kinderen ten laste 11 tot 13 % van de gezinnen aan de armoede ontsnappen. Die stelling gaat zeker op voor de doelgroep van het stelsel van de gewaarborgde gezinsbijslag, die voornamelijk bestaat uit gezinnen die het leefloon ontvangen. De gewaarborgde gezinsbijslag vormt zo een essentieel sluitstuk van de kinderbijslagregeling in België. Het recht op kinderbijslag waarborgen voor gezinnen met een bescheiden inkomen is fundamenteel. De armoedegraad bij jongeren onder de 25 jaar bedraagt immers 16 %. Door de jaren heen is de gewaarborgde gezinsbijslag uitgegroeid tot een onmisbare steun voor gezinnen die zich in een onzekere situatie bevinden, zoals personen die het leefloon ontvangen of gezinnen met een bescheiden inkomen. Voor gezinnen met één kind vertegenwoordigt de gewaarborgde gezinsbijslag 13 % tot 19 % van het leefloon, naargelang de leeftijd van het kind. Voor gezinnen met twee kinderen varieert dat percentage tussen 32 % en 45 % en bij gezinnen met drie kinderen loopt dat percentage op tot maar liefst 58 % tot 77 % van het leefloon.

De gewaarborgde gezinsbijslag is in al die jaren steeds meer gezinnen en kinderen gaan bereiken: van 841 aanvragen in 1975 tot 12.917 aanvragen in 2010. Op 31 december 2010 kregen 8.303 gezinnen gewaarborgde gezinsbijslag voor in totaal 16.911 kinderen. Daarnaast betaalde het stelsel in 2010 ook kraamgeld voor 1.607 kinderen. Als een aanvraag niet tot toekenning van gewaarborgde gezinsbijslag leidt, kan over het algemeen een recht op kinderbijslag in een ander stelsel worden gevestigd. Het stelsel van de gewaarborgde gezinsbijslag bevat meer eenoudergezinnen dan gemiddeld en wisselingen in de gezinssamenstelling komen vaker voor. Het gemiddelde aantal kinderen per gezin bedraagt er 2,04, tegenover 1,73 bij de werknemers. 38,79 % van de kinderen voor wie gewaarborgde kinderbijslag wordt betaald, is jonger dan 6 jaar, tegen 29,04 % in het werknemersstelsel. Slechts 7,45% is ouder dan 18, terwijl dat bij de werknemers 17,46 % is.

Naast de basiskinderbijslag betaalt het stelsel van de gewaarborgde kinderbijslag ook sociale toeslagen (zoals aan langdurig werklozen en aan gepensioneerden in het werknemersstelsel), kraamgeld en adoptiepremies. Het stelsel wordt exclusief gefinancierd door de sociale zekerheid van de werknemers. In 2010 bedroegen de uitgaven aan gewaarborgde gezinsbijslag 46 miljoen euro. Dankzij de nauwe samenwerking met de OCMW's kan het recht op kinderbijslag vastgesteld worden, terwijl de gezinnen zelf zo weinig mogelijk moeten tussenkomen. Via elektronische gegevensstromen worden de gegevens over het leefloon of andere sociale uitkeringen opgevolgd. De gewaarborgde gezinsbijslag wordt maandelijks stipt ten laatste de 8ste van de maand betaald. De gewaarborgde gezinsbijslag biedt zo ook aan de minst begunstigde kinderen een toekomst.

Geen opmerkingen: