zondag 3 oktober 2010

Kwabaal terug na meer dan 40 jaar afwezigheid

Onderzoekers van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) vingen deze zomer in Balen de eerste kleine kwabaal die geboren en opgegroeid is in de rivier de Grote Nete. Kwabaal of “zoetwaterkabeljauw” verdween uit onze waterlopen midden vorige eeuw. De soort kwam in zo goed als elke waterloop in Vlaanderen voor, en was het authentieke visingrediënt van de Gentse waterzooi. Uitdiepen en rechttrekken van onze waterlopen, gecombineerd met de watervervuiling, hebben ervoor gezorgd dat de soort volledig uitstierf in België. Het INBO werkt samen met het Agentschap Natuur en Bos en de Provinciale Visserijcommissies sinds 2000 aan een herstelprogramma voor kwabaal, en dat werpt nu vruchten af.

In de proefkwekerij van het INBO in Linkebeek zijn onderzoekers er de voorbije jaren in geslaagd om kwabalen in gevangenschap te kweken. Volwassen kwabalen uit Frankrijk worden er tijdens de wintermaanden in tanks met gekoeld water gehouden. Hierdoor gaan de vrouwtjes eitjes afzetten die na bevruchting worden uitgebroed in broedflessen. Wanneer de eitjes uitkomen worden de kleine kwabaallarven eerst gevoed met plankton en later met muggenlarven of in kweekvijvers gezet om er op te groeien tot kleine kwabaaltjes van 10 cm die in het najaar uitgezet kunnen worden in de rivieren. Jaarlijks kweekt het INBO samen met het Agentschap voor Natuur en Bos zo enkele duizenden jonge kwabaaltjes.

Sinds 2005 worden er op verschillende plaatsen in Vlaanderen elk najaar door het Agentschap Natuur en Bos jonge kwabaaltjes vrijgelaten. Deze plaatsen worden eerst zorgvuldig onderzocht in hoeverre ze opnieuw geschikt zijn voor kwabaal. In het stroomgebied van de Grote Nete meenden de onderzoekers van het INBO voldoende aanwijzingen te hebben dat er zich mogelijk opnieuw geschikte biotopen bevinden voor de soort, o.a. doordat de waterkwaliteit er de voorbije jaren sterk verbeterd is en omdat het rivierbeheer er op een meer ecologische manier gebeurt. Uit onderzoek van de voorbije jaren wisten we dat de uitgezette visjes reeds opgegroeid waren tot stevige knapen van 50 cm en meer, en nu blijkt ook dat deze dieren er voor het eerst in geslaagd zijn om zich ook voort te planten. Johan Coeck, onderzoeksgroepleider Aquatisch Beheer van het INBO besluit dan ook: “Er is goede hoop dat deze mooie verdwenen vissoort binnenkort opnieuw tot onze inheemse fauna kan gerekend worden.”


De kwabaal, Lota lota, is de enige vertegenwoordiger van de kabeljauwen in het zoete water. Het is een langgestrekte, vaak opvallend gemarmerde vis met een brede, platte kop, een lange baarddraad aan de kin, en een zeer lange rug- en aarsvin, net zoals de paling. Dankzij die ene baarddraad op zijn kin, net zoals bij de kabeljauw, kan de kwabaal met geen enkele andere zoetwatervis worden verward. De larfjes eten vooral plankton, de jonge kwabalen eten allerlei ongewervelde diertjes en vanaf een lengte van ongeveer 10 cm beginnen ze vis te eten. De volwassen kwabalen eten bijna alleen maar vis en kunnen tot meer dan 1 m groot worden.

Geen opmerkingen: