Het Rekenhof heeft onderzocht hoe de Vlaamse Milieumaatschappij haar rol van economisch toezichthouder op de financiering van de waterzuivering vervult. En die doet dit vrij behoorlijk, gelet het gebrekkige beleid en regelgeving waarin zij dient te werken en gelet op de haastige wijze waarop daarvoor een nieuwe dienst werd gecreëerd. De voorwaarden voor een effectief toezicht zijn echter onvoldoende vervuld: de toezichthouder ontbeert slagkracht bij gebrek aan een duidelijk regelgevend en beleidsmatig kader met normen voor zijn diverse toezichttaken, een afdwingbaar recht op informatie en sanctioneringsbevoegdheid. De toezichthouder mist ook voldoende inzicht in de financiële structuren van de waterzuiveringsactoren.
Om te voldoen aan de Europese richtlijnen heeft Vlaanderen zijn waterzuivering-sector begin 2005 gereorganiseerd: het heeft de drinkwatermaatschappijen verantwoordelijk gemaakt voor de sanering. Voor de gemeentelijke sanering (de aanleg en het onderhoud van rioleringen) kunnen ze overeenkomsten met gemeentelijke rioolbeheerders afsluiten; voor de bovengemeentelijke sanering (de bouw van collectoren en zuiveringsstations) hebben ze met de NV Aquafin een overeenkomst afgesloten. De sanering wordt gefinancierd door de waterverbruikers en door het Vlaams Gewest dat een aanvullende werkingstoelage verstrekt. De decreetgever heeft de Vlaamse Milieumaatschappij aangeduid als economisch toezichthouder (EnT) op de financiering van de waterzuivering in Vlaanderen. Het Rekenhof ging na of deze EnT zijn taak op adequate wijze uitvoert.
Het Rekenhof stelde vast dat de opdracht van de EnT maar in beperkte mate wettelijk is geregeld en dat essentiële begrippen in de toepasselijke regelgeving niet nader zijn gedefinieerd. Evenmin beschikt hij over een afdwingbaar recht op informatie en sanctioneringsbevoegdheden. De normen voor een adequaat toezicht op de tariefbepaling ontbreken. De schaarse normen voor de tariefbepaling zijn onvoldoende geoperationaliseerd, zoals de redelijke bijdrage in het kader van de kostenterugwinning of het beginsel de vervuiler betaalt. De EnT kan bij deze toezichtstaak ook nauwelijks terugvallen op een beleidsvisie voor de tariefbepaling.
Voor zijn toezicht op de aanwending van de gemeentelijke bijdragen en vergoedingen heeft de EnT een veelbelovend rapporteringsinstrument ontwikkeld, dat zich echter nog in de introductiefase bevindt. Dat instrument is niet decretaal verankerd, zodat de EnT niet kan optreden tegen nalatige gemeenten. Bovendien is er geen duidelijke definitie van gemeentelijke sanering en de kosten ervoor en is de gemeentelijke boekhouding onvoldoende afgestemd op de berekening van deze kosten. Het toezicht op de financiële transparantie van de waterzui-veringsactoren is gebrekkig. Doordat de drinkwatermaatschappijen hun innings-kosten maar beperkt onderbouwen, kan de EnT onvoldoende bijdragen tot de lopende discussie over de inningspercentages voor deze maatschappijen. De EnT heeft voldoende informatie en mogelijkheden om toe te kunnen zien op de correcte aanrekening van de bijdragen, vergoedingen en vrijstellingen door de drinkwatermaatschappijen, maar mist interventiemogelijkheden.
De EnT moet ook toezien op eventuele kruissubsidiëring bij de gemeentelijke sanering, dat is de afwenteling van de kosten voor de sanering van afvalwater op andere gebruikers of doelgroepen. Voor een doeltreffend toezicht ontbreekt inzicht in de financiële stromen van de hoofdrolspelers en een duidelijk normenkader. Het begrip kruissubsidiëring is immers nergens gedefinieerd. Een aantal vormen van kruissubsidiëring zijn overigens wettelijk toelaatbaar of worden gedoogd. Op bovengemeentelijk niveau kampt de EnT met een gebrekkige doorstroming van informatie over de commerciële activiteiten van Aquafin.
In haar antwoord van 31 augustus 2010 verwees Vlaamse minister van Leefmilieu Joke Schauvlieghe naar de nood aan transparantie over de kostentoerekening in de waterzuiveringsector en over de aanwending van de ingezamelde middelen op basis van correcte basisdata. Zij stelde in haar antwoord voorts dat reeds verschillende initiatieven werden genomen om sommige aanbevelingen van het Rekenhof te realiseren. Zo is binnen de VMM ondertussen werk gemaakt van een duidelijker taakverdeling tussen de verschillende entiteiten en van het vastleggen van krachtlijnen voor een toekomstige controlestrategie.
De minister bevestigde verder dat werk zal worden gemaakt van de uitwerking van de kostenverdeling over de verschillende gebruikssectoren overeenkomstig de principes van de Kaderrichtlijn Water. Het Rekenhof herinnert eraan dat de Kaderrichtlijn Water 2010 naar voren schuift als datum waartegen de watergebruikssectoren een redelijke bijdrage moeten leveren aan de kostenterugwinning van waterdiensten.
De conclusie van het Rekenhof dat de EnT moet beschikken over een adequaat regelgevend en beleidskader met toezichtsnormen en over handhavingsinstrumenten voor het bekomen van de nodige data van de verschillende actoren in de sector ondersteunde zij echter niet volledig. Zo geeft de minister ondermeer de voorkeur aan overleg boven de toepassing van handhavingsinstrumenten. Het verslag van het Rekenhof 'Economisch toezicht van de Vlaamse Milieumaatschappij op de financiering van de waterzuivering' staat op de website van het Rekenhof www.rekenhof.be
Guido Van Peeterssen
maandag 8 november 2010
Rekenhof onderzocht toezicht op de financiering van de waterzuivering
Gepost door Guido Van Peeterssen op 09:44
Labels: drinkwater, Rekenhof, Vlaamse Milieumaatschappij, waterzuivering
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten