donderdag 23 december 2010

Stabat Mater: tussen opera en kerk.

In het rijkgevulde opera oeuvre van de Italiaanse componist Giaochino Rossini vormen de religieuze composities een buitenbeentje. Zijn Stabat Mater was aanvankelijk een privéopdracht, maar groeide uit tot een groot publiek succes. Rossini werd door de compositie van dit werk één van de eerste componisten die religieuze muziek los zag van de strikte liturgische rituelen. Hij onttrok de compositie aan het monopolie van de kerkelijke eredienst zodat ook een niet-gelovige kon getroffen worden door de intrinsieke kracht van het werk. Het Stabat Mater sluit aan bij een lange Westerse traditie van vertoningen naar het evangelie waarin het lijden van Maria, de Moeder van Christus, het lijden van haar zoon aan het kruis beweent. Al vanaf de vijftiende eeuw gingen muzikale interpretaties rond dit gegeven deel uitmaken van de kerkelijke liturgie en later in ondermeer de achttiende eeuw kwam dit werk tot een bloei in de composities van Bach, Pergolesi en Vivaldi. Het is bij deze traditie dat ook Rosinni zal aansluiten.

Tijdens een reis naar Spanje in 1830 ontmoet Rossini via zijn vriend en mecenas Alexandre Aguado de hoog in aanzien staande priester en staatsraad Manuel Fernandez Varela. Het is diens vurige wens om een oorspronkelijk handschrift van een Rossini compositie te bezitten en hij vraagt de beroemde componist om het Stabat Mater te toonzetten. Vele componisten hebben al muziek op de middeleeuwse tekst gecomponeerd, waarbij de Stabat Maters van Pergolesi en Vivaldi een bijzondere plaats innemen in de muziekgeschiedenis door hun immense populariteit. Rossini, die een grote bewondering koestert voor zijn voorgangers, wil Pergolesi geen concurrentie aandoen. Varela blijft echter aandringen en Rossini aanvaardt de opdracht om een vriend van zijn mecenas niet te beledigen. Hij laat Varela wel beloven de partituur aan niemand anders te geven en ze niet te laten publiceren.

Anders dan vroeger kan hij zonder tijdsdruk componeren, maar het compositieproces verloopt moeizaam en Rossini schrijft aanvankelijk slechts de zes belangrijkste delen. Omdat hij door ziekte niet in staat is de wens van Varela in te willigen het werk snel af te werken, roept hij de hulp in van Giovanni Tadolini om de overige delen te componeren. Varela komt nooit te weten dat zijn hoog gewaardeerde partituur slechts ten dele van Rossini is. Het Stabat Mater van Rossini-Tadolini wordt slechts één enkele maal uitgevoerd op Paaszaterdag 1833 in de kapel van San Felipe in Madrid, met een koor van meer dan honderd zangers.

Na de dood van Varela komt de partituur in handen van de Parijse uitgever Eugène Troupenas. Op zijn vraag en door het feit dat Rossini niet tevreden is over de samengestelde compositie, besluit de componist de overige delen aan te vullen. Na verschillende pogingen, overschaduwd door zijn zwakke gezondheid, slaagt Rossini er in 1841 in de gereviseerde versie af te werken. Ze wordt uitgevoerd op 7 januari 1842 in het Théâtre Italien in Parijs. De Italiaanse première wordt gedirigeerd door Donizetti in Bologna en deze schrijft: ‘Het enthousiasme valt onmogelijk te beschrijven. Zelfs op de laatste repetitie, waar Rossini aanwezig was, vergezelde het gejuich van meer dan vijfhonderd man hem naar huis.

Maar het aanvankelijke succes wordt ook overschaduwd door kritische stemmen die de vraag stellen of een operacomponist uiteindelijk wel in staat is zijn operastijl af te zweren in religieuze muziek. Kon Rosinni, wiens muziek en leven zo getekend was door de amusementswereld van de opera , wel doordringen tot het mysterie van het lijden? Een hele eeuw lang, zelfs tot op de dag van vandaag, wordt de polemiek gevoerd of het Stabat Mater van Rossini inderdaad van een spirituele eerlijkheid getuigt of niet. Hoe valt de melodische schwung, de virtuoze glans immers te rijmen met een Stabat Mater dat gaat over angst, pijn en smart? Er wordt zelfs smalend gedaan over het feit dat in de Parijse, wereldse salons nu ook religieuze muziek wordt opgevoerd. Richard Wagner maakt zich vrolijk in Schumanns’ Neue Zeitschrift für Musik: ‘Rossini is vroom, de hele wereld is vroom en de Parijse salons zijn gebedshuizen geworden.’

Toch is het ongenuanceerd om het Stabat Mater eenzijdig als ‘opera-achtig’ te beschrijven. Alhoewel de muziek veel operastijlkenmerken bevat, is het geen muziek die we zouden terugvinden in Rossini’s opera’s, want ze is zowel structureel als melodisch anders uitgewerkt en baadt in een donkere sfeer. Anderzijds integreert hij antieke stijlen en idiomen uit de kerkmuziek. Het is zo dat Rossini de religieuze muziek los kan weken van de liturgische dwangmatigheid. Religieuze muziek is niet langer louter kerkmuziek. Op die manier bereikt Rossini in een eigenzinnige combinatie van verworvenheden uit de operacompositie met zijn kennis van de religieuze muziek en creëert hij als het ware een nieuw genre dat wegbereidend is voor latere componisten. En zo staat het Stabat Mater tevens aan de wieg van wat de religieuze muziek in de twintigste eeuw zal betekenen.

Dirigent Alberto Zedda, de éminence grise van de Rossini specialisten, die momenteel met veel succes Rossini’s Semiramide dirigeert in de Vlaamse Opera, leidt opnieuw het Orkest en het Koor van de Vlaamse Opera. In de soloistenpartijen horen we de sopraan Serena Farnocchia, die op grote operascènes schittert in partijen van Verdi en Mozart, de bekende mezzosopraan Anna Bonitatibus en de veelbelovende jonge bas Marco Vinco. Beide laatsten zijn regelmatige gasten op het wereldbefaamde Rossini Operafrestival van Pesaro. Zij worden in de tenorpartij bijgestaan door Ismael Jordi, door de muziekkritiek uitgeroepen tot Spaanse tenor van de 21 ste eeuw. Link: http://www.vlaamseopera.be/

Geen opmerkingen: